 |
Linux en diens voorvaderen
Hans Paijmans, Katholieke Universiteit Brabant
Linux is voor alles een Unix en Unix is van oudsher een systeem voor
en van universiteiten. En als zodanig is het stevig verankerd in de
eeuwenoude wetenschappelijke traditie van open communicatie en
uitwisseling. In deze omgeving worden systemen en ideeëen niet, of
niet alleen ontwikkeld om er geld mee te verdienen, maar eerst en voor
al om aanzien te verwerven binnen de eigen groep: de peer
recognition. Zowel Unix als Linux zijn voortgekomen uit een zeer
sterke en constante drang in de mens: de wens voor vol aangezien te
worden door je collega's en zolang de aard van het beestje niet
verandert is het voortbestaan van Linux hierdoor waarschijnlijk beter
verzekerd dan dat van andere computersystemen die afhankelijk zijn van
de altijd grillige economische marktwerking.
Unix werd aan het einde van de zestiger, begin zeventiger jaren
ontwikkeld als een 'klein' operating systeem dat in staat moest zijn
op de meest uiteenlopende platforms meerdere gebruikers tegelijkertijd
verschillende taken uit te laten voeren. Eigenlijk vanaf het begin
werd de source ter beschikking gesteld aan iedereen die er
maar aan wilde prutsen. Dat waren natuurlijk vooral de universiteiten
en onderzoeksinstituten en het is geen overdrijving om te zeggen dat
het uiteindelijke Unix het resultaat was van honderden
computerdeskundigen en 'hackers' (Hackers zijn begaafde
computergebruikers en -programmeurs; de populaire pers verwart ze ten
onrechte met 'crackers' ofwel inbrekers in computersystemen. Maar de
populaire pers weet nu eenmaal zelden waar zij het over heeft...).
Het is kenmerkend voor deze anarchistische omgeving van wetenschappers
en studenten dat er al snel een ware cultuur van humor en sterke
verhalen om dit operating systeem onstond en het kwam dan ook voor
velen als een klap dat in het begin van de tachtiger jaren Unix opeens
werd vercommercialiseerd. Het was afgelopen met het inspecteren van de
source, het experimenteren met alternatieve algoritmes. Computers
waren "big business" geworden en de sources van programmatuur werden
even jaloers geheim gehouden als het recept van Coca
Cola. Het logische gevolg was dat de softwarebedrijven steeds meer een
wurggreep kregen op hun klanten: elke wijziging in de code, elke
aanpassing aan een programma moest duur worden betaald, zonder dat de
klant enig zicht had op wat zich achter de schermen afspeelde.
Microsoft en Bill Gates zijn de voortbrengselen van deze commercieele
cultuur. Programmatuur was alleen nog maar een van de vele manieren om
geld te maken en alles werd ondergeschikt gemaakt aan de winst. De
gebruiker was volledig afhankelijk van de grillen van de producent
want hij had geen keus. Alleen had Bill Gates begrepen wat de
eigenaars van Unix nooit hadden ingezien: dat je beter duizend
systeempjes van honderd dollar kon verkopen dan vijf van tienduizend
dollar. De bezitters van Unix hadden dat niet door en de
vercommercialisering van Unix leidde in korte tijd tot de
versplintering van dit operating systeem in evenveel peperdure
varianten als er hardwareplatforms voor bestonden. En ondertussen
haalde Microsoft de markt van de huiscomputer naar zich toe.
Het GNU copyleft
Deze vercommercialisering van wat in zijn ogen vrij zou moeten zijn
voor iedere gebruiker stootte een zekere Richard Stallman zozeer tegen
de borst dat hij besloot actie te ondernemen. Met de typisch
Amerikaanse mengeling van naïviteit en dadendrang richtte hij al
in 1984 de 'Free Software Foundation' op. Het essentieele verschil
tussen de producten van de FSF en die van de commercieele bedrijven
was nadrukkelijk niet dat de FSF software per definitie gratis
zou moeten zijn. In tegenstelling tot wat veel mensen denken wordt er
over het verkopen van de software niets bepaald in de legale definitie
van het 'GNU copyleft', zoals het in de wandeling wordt genoemd. Maar
wel is iedereen verplicht om de source code van de
betreffende software altijd erbij te leveren en geen enkele beperking
op te leggen aan de verdere verspreiding ervan. Het woordje 'free'
moet hier dan ook worden gezien als in de uitdrukking 'free speech',
niet als in 'free beer'. Om Richard Stallman zelf aan te halen: "Een
programmeur mag best geld verdienen. Hij en zijn gezin moeten goed
kunnen eten als ieder ander. Maar hij hoeft dat niet elke dag in een
drie-sterren restaurant te doen".
Natuurlijk werden de idee"en van Richard Stallman door de rest van de
wereld weggehoond. Dat verhinderde hem en zijn geestgenoten echter
niet om een groot aantal uitstekende softwarepakketten te schrijven
die op practisch elke Unix konden draaien. Vooral op universiteiten
gooiden de systeemadministrators zo snel mogelijk de commercieele
versies van hun respectievelijke Unixen overboord om daarvoor in de
plaats de GNU utilities te kunnen draaien - en dat gebeurde niet uit
het oogpunt van kostenbesparing, want die commercieele applicaties
waren immers al betaald. Maar omdat de source open was, en door
honderden programmeurs over de hele wereld kon worden bekeken en
verbeterd, stak de GNU software met kop en schouders boven de andere
programmatuur uit.
Linux
Niettemin zag het er in het begin van de negentiger jaren slecht uit
voor Unix. De massamarkt was door Microsoft veroverd en de hoge prijs
van de verschillende Unixen verhinderde dat er serieus aan een Unix
voor PC's werd gewerkt. Alleen Microsoft had geëxperimenteerd met
een eigen Unix voor PC's, Xenix geheten, en die was als SCO Unix een
eigen leven gaan leiden. Unix op de PC kon dus wel, alleen kostte een
volledige installatie toen nog vijftienduizend gulden en dat kon
natuurlijk geen enkele thuisgebruiker opbrengen.
In 1991 veranderde dat dramatisch. Een Finse student ergerde zich
zozeer aan het feit dat zijn favoriete operating systeem - Unix - niet
thuis op zijn PC kon draaien, dat hij besloot er dan zelf maar een te
schrijven. Dat was echter niet zijn grootste verdienste. Het geniale
van Linus Torvalds was dat hij het op universiteiten toen al lang
populaire Internet gebruikte om medestanders te vinden die samen met
hem aan een Unix voor PC's wilden werken en dat wilden uitbrengen
onder het GNU copyleft.
We moeten immers niet vergeten dat op een typische Linux PC met
honderden megabytes aan 'vrije' programmatuur, slechts een miniem
gedeelte van vijf-, zeshonderd Kilobytes echt 'Linux' is. De rest
bestaat uit software die door anderen in het kader van het GNU
copyleft is geschreven en aan de rest van de wereld ter beschikking
gesteld. En daarin ligt de grote verdienste van Linus Torvalds: het
bijelkaar brengen van al deze bestaande stukjes tot een coherent
operating systeem.
Hiermee is Unix eindelijk weer terug waar het thuishoort: in de wereld
van openheid, onderwijs en experiment, van samenwerking en 'peer
recognition'. En het is hoopgevend dat deze onbetaalde aandrang om
erkend te worden binnen het wereldje van hackers, programmeurs en
internet erin is geslaagd waar miljoenenfirma's als IBM, SUN, Novell
en al die andere hebben gefaald: het vormen van een serieuze
bedreiging voor het gigantische Microsoft.
Conclusies
Ongeacht wat de toekomst brengt: een ding is zeker. Met Linux is de
geest van vrije software definitief uit de fles en niemand zal hem er
ooit weer in terug kunnen stoppen. De GNU filosofie van een open
source, die iedereen kan bekijken en die door iedereen kan worden
aangepast en verbeterd, bestaat nu al vijftien jaar en anders dan de
commercieele bovenbazen graag beweren: zij heeft niet tot
versnippering geleid. In tegendeel. De GNU software is verreweg de
beste software die er bestaat en het enige nadeel is nu nog het
relatief kleine aantal 'volks-applicaties'. Maar we lopen snel in.
|